Mensenrechten zijn universele wettelijke garanties ter bescherming van individuen en groepen tegen acties en nalatigheden die de fundamentele vrijheden, de rechten en de menselijke waardigheid in het gedrang brengen. Mensenrechtenwetgeving verplicht (voornamelijk) regeringen en andere plichtsdragers om bepaalde dingen te doen en verhindert hen om anderen dingen te doen. Een aantal van de belangrijkste kenmerken van deze rechten:

  • mensenrechten zijn universeel – het geboorterecht van alle mensen;
  • mensenrechten zijn gericht op de inherente waardigheid en gelijke waarde van alle mensen;
  • mensenrechten zijn gelijk, ondeelbaar en onderling afhankelijk;
  • mensenrechten kunnen niet worden afgestaan of weggenomen;
  • mensenrechten leggen een verplichting tot handelen of nalaten op, met name aan staten en overheidsactoren;
  • mensenrechten zijn internationaal geldend en gewaarborgd,
  • mensenrechten zijn wettelijk beschermd
  • mensenrechten beschermen individuele personen en, tot op zekere hoogte, groepen.

De afgelopen jaren zijn de mensenrechtennormen steeds beter gedefinieerd. Gecodificeerd in internationale, regionale en nationale rechtsstelsels vormen zij een reeks prestatienormen waartegen de plichtsdragers op alle niveaus van de samenleving – maar vooral de organen van de staat – verantwoording moeten afleggen. De nakoming van de verplichtingen in het kader van internationale mensenrechtenverdragen  wordt gecontroleerd door onafhankelijke comités van deskundigen, “verdragsorganen” genaamd, die ook helpen de betekenis van bepaalde mensenrechten te verduidelijken.